Van wie wordt ons geld?

Nieuwe concurrenten tornen aan de macht van de banken. Digitaal geld is bezig aan een opmars. Aan de knoppen zitten techneuten in Silicon Valley, technocraten in Brussel en Frankfurt en grootmachten zoals China.

En onze gekozen politici? Die begrijpen de materie vaak maar half. Toch lijkt de Digitale euro er binnenkort te gaan komen. Hoe gaat die eruit zien? Daar wordt op 23 november over gedebatteerd in de Tweede Kamer.

Wat staat er die vergadering op het spel? Je leest het in Van wie wordt ons geld? van Mahir Alkaya. De inleiding van het boek lees je alvast gratis hieronder.


Wat als jouw geld niet meer van jou is?

Het is 2030. Je hebt jarenlang keihard gewerkt en het is jie gelukt om elke maand weer rond te komen. Sterker nog, je hebt wat opzij kunnen zetten. Al dat harde werk lijkt zich op het eerste gezicht slechts vertaald te hebben naar wat getalletjes in de app van je bank, maar voor jou staat elk getal symbool voor een extra avonddienst of een gemiste vakantie. Je bent trots op wat je bij elkaar hebt gespaard. En vandaag is de dag aangebroken dat jij een deel van die spaarcenten gaat opeisen voor een dikverdiende lange reis in het verre buitenland. Het lijkt je daarom goed ook contant geld bij je te hebben, ook al heb je al jaren geen metalen munt of papieren bankbiljet meer aangeraakt. Omdat alle geldautomaten in Nederland al lang zijn weggehaald, zoek je naar het dichtstbijzijnde bankfiliaal. Dat blijkt slechts 27,4 kilometer van je verwijderd. Bofkont. Met een zelfrijdende taxi is dat een kwestie van minuten. Anno 2030 is dat vlekkeloos geregeld.

Bij aankomst heet de bankmedewerker, die net echt is, je vriendelijk welkom en geeft je een aantal opties. Maar wat je ook probeert, contant geld opnemen lijkt niet tot de mogelijkheden te behoren. Het is moeilijk discussiëren met een hologram, dus je besluit de filiaalmanager erbij te roepen en dat lukt gelukkig. Een echt mens! Waar zie je die tegenwoordig nog? Hij neemt je mee naar achteren, richting de ‘kluis’.

‘U bent de eerste met dit verzoek dit jaar,’ geeft hij al lopend aan. Je kunt je dit eigenlijk niet voorstellen, maar het zal wel. Wat een gedoe eigenlijk, denk je terwijl jullie samen door de krochten lopen van een van de laatste filialen van deze bank. Wanneer jullie aankomen bij de kluis en de centimetersdikke deuren langzaam openschuiven, ben je met stomheid geslagen. Er is geen cent of goudsnipper te bekennen. In plaats daarvan draaien kwantumcomputers overuren.

Je mag kiezen: je geld ‘contant’ opnemen op een pasje, smartphone of op een usb-stick. En maximaal honderd euro, want voor bedragen daarboven moeten de autoriteiten akkoord geven en wordt er bovendien een extra tarief in rekening gebracht.

‘Om misbruik te voorkomen.’

Je snapt er niets meer van. Dit gaat toch om jouw geld? En hoezo een pasje, smartphone of usb-stick? ‘Ik dacht dat ik mijn geld gewoon kon opnemen wanneer ik dat wil. Ik ben toch geen crimineel? Ik ben al jaren jullie trouwe klant!’ sneer je richting de filiaalmanager. ‘Bovendien wil ik mijn geld uitgeven in het buitenland, waar jullie pasjes en usb-sticks waarschijnlijk helemaal niet werken.’

Hij kan je niets anders vertellen dan dat dit nou eenmaal de regels zijn. Sinds fysieke munten en bankbiljetten zijn verdwenen, zijn dit soort digitale ‘tokens’ het enige alternatief voor onlinebankieren geworden. Dit is dus het nieuwe contante geld, maar dan digitaal.

Je bent boos en verward, maar kiest toch maar voor het pasje, waarvoor bovendien eenmalig twintig euro van je rekening wordt afgeschreven. Bij de uitgang wijst de filiaalmanager nog op een aantal belangrijke regels voordat hij je een fijne dag toewenst.

‘Door uw geld “contant” op te nemen bent u akkoord gegaan met surveillance van al uw betalingen door de autoriteiten. U behoort nu tot een risicogroep. Bovendien is uw geld in deze vorm niet geldig in “vijandige” landen, niet besteedbaar aan “controversiële” goederen of diensten en het is maximaal een maand lang houdbaar. Dus vergeet niet om voor die tijd uw geld uit te geven of terug te storten. Anders wordt er automatisch een negatieve rente in rekening gebracht. Dank voor uw bezoek aan onze bank en heel veel plezier toegewenst op uw welverdiende vakantie!’

Opkomst van digitaal geld

Het is onmiskenbaar: papieren bankbiljetten en metalen munten verdwijnen langzaam als betaalmiddel uit onze moderne economie. Het aantal mensen dat contant geld dagelijks gebruikt om betalingen mee te doen, neemt al jaren gestaag af. Deze ontwikkeling, die al in de jaren tachtig en negentig begon met de introductie van geldautomaten en pinnen, gaat vandaag de dag door met onder andere internetbankieren, tikkies versturen en afrekenen met ideal. En terwijl de eens zo iconische stukken papier en metaal langzaam verworden tot museumstukken, of hooguit tot appeltjes voor de dorst, verschijnen er wereldwijd steeds meer vormen van digitaal geld.

Van alle partijen die momenteel dat digitale geld aan het ontwikkelen zijn, zal er ongetwijfeld een flink aantal uitgroeien tot machtige organisaties. In tegenstelling tot papieren bankbiljetten en metalen munten wordt digitaal geld namelijk programmeerbaar, traceerbaar en manipuleerbaar. Daardoor krijgen organisaties die digitaal geld uitgeven meer macht over de gebruikers, en dat kan zowel ten goede als ten kwade worden gebruikt. Het maakt dus nogal wat uit wie er straks aan de knoppen van ons geld zit.

Niet alles wat zeer binnenkort mogelijk wordt, is ook wenselijk. Daarom moeten de komende jaren linksom of rechtsom een aantal belangrijke beslissingen worden genomen over de toekomst van ons geld. Wat moeten onze digitale munten wél kunnen, en niet kunnen? Maar het gesprek hierover wordt nog bijna nergens in de samenleving gevoerd, ook niet in Den Haag. Vooralsnog wordt er vrijwel uitsluitend in achterkamers over gediscussieerd.

Afhankelijk van welke beslissingen er genomen zullen worden, en door wie, kunnen we binnenkort belanden in een dystopische wereld, zoals is beschreven op de vorige pagina’s. Daarin is ons geld niet echt meer van ons en worden we sterk beperkt in wat we met onze eigen spaarcenten kunnen doen. Of we kunnen juist in een wereld terechtkomen die eerlijker, stabieler en duurzamer is dan nu, omdat commerciële banken eindelijk te maken krijgen met gezonde concurrentie. Het kan nog beide kanten op.

Op dit moment vindt er een stille strijd plaats om het geld van de toekomst. De uitkomst is ongewis. Wie zal het digitale geld uitgeven dat de meeste mensen straks willen gebruiken? Wordt het een commerciële bank, een groot techbedrijf, de overheid of een vrijwilligersorganisatie? Kortom: van wie wordt ons geld? Daar gaat dit boek over.

Maar voordat we die essentiële vraag kunnen beantwoorden, zijn er andere fundamentele vragen waar we eerst met elkaar een antwoord op moeten zoeken. Gecompliceerde vragen, waar ik als jong en idealistisch Kamerlid ook tegenaan liep, in mijn zoektocht naar een eerlijkere financiële sector. Want welke rol vervult geld überhaupt in onze hedendaagse samenleving? Wat maakt geld goed of fout? Welke rol spelen bankiers hierbij? Wat zijn de belangrijkste beslissingen en valkuilen die ons te wachten staan als het gaat om digitaal geld? Kan er in het geldstelsel van de toekomst ook een rol weggelegd zijn voor techneuten in Silicon Valley, of kunnen we het beter overlaten aan de ‘onafhankelijke’ technocraten bij centrale banken? En wat is de rol van ons parlement, onze democratisch gekozen volksvertegenwoordigers, in dit alles?

De bankencrisis

Toen de bankencrisis in 2008 uitbrak studeerde ik industrieel ontwerpen aan de Technische Universiteit in Delft. De wereld was in die tijd razendsnel aan het veranderen. Zo werd het relatief onbekende Amerikaanse socialmediaplatform Facebook in dat jaar beschikbaar in het Nederlands, en ging het de concurrentie aan met ons eigen Hyves. Apple zette met de eerste iPhone de norm voor alle smartphones die daarna zouden volgen en opende daarmee de deuren naar een compleet nieuwe wereld, vol nuttige (en minder nuttige) apps. Er ontstonden dus plotseling veel nieuwe mogelijkheden; digitale mogelijkheden welteverstaan, die al onze levens langzaam zouden gaan veranderen. In die tijd raakte ik gefascineerd door ontwerptechnieken die beoogden deze nieuwe mogelijkheden en behoeften van mensen bij elkaar te brengen en te vertalen naar nuttige producten en diensten; een onderwerp waar ik een paar jaar later op zou afstuderen. De mens – met al zijn rationele en irrationele gedragingen en alledaagse kleine en grote uitdagingen – centraal stellen in de vormgeving van onze digitale toekomst, dat sprak mij aan. Op deze manier konden we nieuwe diensten en producten ontwikkelen waarmee de wereld stap voor stap een aangenamere plek zou worden voor veel mensen, met dank aan technologie. Ik was een ware techno-optimist. De bankenwereld had toen nog nauwelijks mijn aandacht.

Amerikaanse banken bleken in die tijd al jarenlang hypotheken te verstrekken aan mensen die dat eigenlijk niet konden betalen. Bovendien hadden ze deze hypotheken onherkenbaar verpakt in allerlei ingewikkelde beleggingsproducten en die doorverkocht aan andere banken en organisaties van over de hele wereld. Dus toen veel Amerikanen structureel hun hypotheek niet meer konden betalen, raakten niet alleen hun eigen Amerikaanse hypotheekverstrekkers in de problemen. De crisis die werd ingeluid door het omvallen van de zakenbank Lehman Brothers verspreidde zich als een olievlek over de hele wereld. Ook naar Nederland.

Ik werd in 2010 lid van de Socialistische Partij omdat ik zag hoe veel banken, die een wereldwijde economische crisis hadden veroorzaakt, noodgedwongen werden gered door de overheid. Het werd mij toen duidelijk dat er iets fundamenteel mis is in onze economie.

Niet alleen ons spaargeld stond van de ene op de andere dag op het spel, maar ook het betalingsverkeer, en daarmee het functioneren van de hele economie. Om te voorkomen dat alles plotseling zou stilvallen en er grootschalige maatschappelijke onrust zou ontstaan, trokken de machthebbers destijds massaal de portemonnee, die gevuld was met ons belastinggeld. Terwijl in de Verenigde Staten onder meer de bank Goldman Sachs werd gered van faillissement en banken als Freddie Mac en Fannie Mae werden overgenomen door de overheid, stutten ook Europese overheden met honderden miljarden onze eigen bankenwereld. In Nederland werd abn amro genationaliseerd en veel andere financiële instellingen kregen staatssteun. Hoe had het zo ver kunnen komen? Ik was bovenal vol onbegrip, maar één ding wist ik zeker: dit mocht nooit meer gebeuren.

***

In zulke uit de hand gelopen situaties zoeken de meeste mensen al snel naar een schuldige. Een of meerdere personen die je kunt straffen, waarmee je én een voorbeeld stelt aan potentiële toekomstige daders, én tegemoetkomt aan het gevoel van onbehagen in de samenleving. Dit is een logische en verklaarbare reactie, als je een herhaling van alle ontstane ellende in de toekomst inderdaad wil voorkomen. Maar enkele jaren na de bankencrisis, in 2011, was er nog steeds geen enkele bankier in de Verenigde Staten veroordeeld voor zijn of haar rol in het ontstaan van die crisis. De samenleving was weliswaar opgezadeld met de consequenties van hun roekeloze gedrag, namelijk een wereldwijde en langdurige recessie, werkloosheid en bezuinigingen in de publieke sector, maar de bankiers leken zelf de dans te ontspringen. Dit stond voor veel mensen symbool voor de grote invloed van de financiële sector op overheden. Iedereen was boos. Vroeg of laat moest dit onbehagen wel een kookpunt bereiken.

Geïnspireerd door de Arabische Lente en aangejaagd door oproepen op nieuwe socialmediaplatforms met mondiaal bereik zoals Facebook (dat dus nog in de kinderschoenen stond), begonnen de eerste studentenprotesten tegen corruptie, de bankencrisis en de grootschalige bezuinigingen. Er werd onder andere een park aan het symbolische Wall Street in New York bezet, op steenworp afstand van het hart van de financiële sector, wat wereldwijd veel aandacht trok. Deze ‘Occupy’-protesten breidden zich vervolgens al snel uit over honderden steden in de wereld, ook in Nederland. Een jaar eerder was in ons land namelijk de vvd met Mark Rutte aan de macht gekomen, en ook die beloofde flink te bezuinigen. De bankencrisis had geleid tot een flink tekort op de overheidsbegroting en dat wilden de liberalen zo snel mogelijk wegwerken. De overheidsfinanciën moesten koste wat het kost in orde gebracht worden.

Er werd toen al voorspeld dat de gevolgen van die bezuinigingen voor onze publieke sector desastreus zouden zijn. Het voelde onrechtvaardig, dat zorgverleners en onderwijzers enerzijds en patiënten en studenten anderzijds moesten boeten voor de hebzucht van commerciële bankiers. Zo’n systeem was overduidelijk aan het falen en moest wel op instorten staan. Daarom demonstreerde ik regelmatig mee. Ik ging de straat op om het einde van een onrechtvaardig tijdperk te verwelkomen, maar dat kwam er niet.

In het economische dieptepunt na de bankencrisis dacht ik – en miljoenen mensen wereldwijd met mij – dat veel grote commerciële banken hun einde hadden bereikt. Maar wat zaten we er toen allemaal naast. De meeste banken staan vandaag de dag immers nog rechtovereind, dankzij onze overheid die hen ruimhartig te hulp schoot. Hun grip op onze samenleving is ook onverminderd sterk. Hoe kon dit gebeuren? En bovendien rijst de vraag: hoe zou onze overheid vandaag eigenlijk omgaan met een soortgelijke bankencrisis, mocht die onverhoopt weer uitbreken?

Verwondering in de politiek

Het is 2019. Ik ben nog maar krap een jaar Tweede Kamerlid als ik met de minister van Financiën in debat mag over de staat van de financiële sector, ruim tien jaar na het uitbreken van de bankencrisis. Natuurlijk ben ik zenuwachtig, omdat ik zo een belangrijk debat mag voeren namens mijn partij. Maar ik ben ook oprecht nieuwsgierig. Ik vraag me af wat er in ons land is veranderd in al die jaren sinds de val van zakenbank Lehman Brothers. Zouden we commerciële banken opnieuw moeten redden van faillissement, als zij weer te veel risico’s zouden nemen? Het zijn immers private commerciële instellingen, waar ondertussen als vanouds weer veel geld wordt verdiend. Het gaat in 2019 namelijk goed met onze economie. In dat jaar zou de ING Bank 4,8 miljard euro winst maken en ABN Amro en de Rabobank ruim 2 miljard euro. Het voelt daarom niet rechtvaardig dat deze banken niet de uiterste consequentie van een ‘vrije markt’ zouden kunnen ondervinden, als zij het in de toekomst wederom niet goed zouden doen. Namelijk: faillissement. Na wat gesteggel in het debat over bonussen en financiële buffers van banken vraag ik aan de minister: ‘Als die drie commerciële banken er daadwerkelijk weer een potje van maken, kan de minister dan uitsluiten dat een van die drie weer overeind wordt gehouden met belastinggeld?’ Zijn antwoord is verbazingwekkend helder. ‘Nee,’ zegt hij, ‘als het om een koekjesfabriek was gegaan, zou je die failliet kunnen laten gaan.’ Maar een bank blijkbaar nog steeds niet.

Logisch, dacht ik toen enerzijds; commerciële banken beheren immers nog steeds het betalingsverkeer en vrijwel al ons geld, dus door de banken te beschermen probeert de minister de economie en het spaargeld van mensen te beschermen. Maar anderzijds: waarom waren de winsten dan wél voor de aandeelhouders, als de verliezen straks weer voor de samenleving zijn?

Het werd me toen overduidelijk: in tijden van voorspoed mochten bankiers volop genieten van de lusten van hun werk, maar de samenleving moest te allen tijde paraat staan om de lasten op te vangen zodra het misgaat. Alleen zó kon dit systeem blijkbaar blijven ‘functioneren’ na de bankencrisis. Ik kon me niet voorstellen dat de minister dit rechtvaardig vond, maar ik besefte tegelijkertijd dat hij eigenlijk op dat moment niets anders kon antwoorden op mijn vraag. Anno 2019 konden we namelijk nog steeds vrijwel uitsluitend via een commerciële bank ons geld digitaal bewaren en er digitale betalingen mee doen. Bovendien waren mensen sinds de bankencrisis juist steeds meer digitaal geld gaan gebruiken. En naarmate het gebruik van digitaal geld toenam en mensen hun contante munten en biljetten links lieten liggen, was de rol van banken in onze samenleving zelfs nog belangrijker geworden dan in 2008. Daarom is het tot op de dag van vandaag voor veel politici ondenkbaar dat een van de grote commerciële banken in Nederland failliet gaat. Die banken worden nog steeds overeind gehouden met impliciete en expliciete staatssteun, omdat hun diensten onverminderd onmisbaar zijn gebleven voor het functioneren van onze economie en samenleving. Geen wonder dat de minister van Financiën destijds alle twijfel rondom de steun van de overheid aan banken direct wilde wegnemen. Zonder die steun zou alles zomaar weer in elkaar kunnen storten.

Slechts één krant zou op de dag na het debat aandacht besteden aan deze uitspraak van de minister, in een kort artikel op de economiepagina. Schijnbaar schatten de meeste journalisten in dat men ondertussen wel gewend was geraakt aan het ongemakkelijke gegeven dat een handjevol bankiers en aandeelhouders mag genieten van de royale lusten in de bankenwereld, maar dat de samenleving de lasten voorgeschoteld krijgt zodra het weer misgaat. Het was alsof dit inmiddels vanzelfsprekend was geworden.

Op die dag in 2019 werd elke twijfel bij mij weggenomen. Ons land was geen centimeter opgeschoten na de bankencrisis. Het was misschien zelfs erger geworden, doordat we de digitale diensten van de banken nog meer waren gaan gebruiken. De grip van banken op ons geld maakte hen nog steeds onmisbaar en gaf hun daarmee ongekende grip op de politiek en op de samenleving. Ze waren er simpelweg in geslaagd om ‘too big to fail’ te blijven, ondanks ellenlange Kamerdebatten tijdens de bankencrisis en zelfs een parlementaire enquête in de jaren daarna, waarover ik later meer zal vertellen.

Was iedereen na de bankencrisis massaal de hoop op een rechtvaardige economie en bankenwereld verloren? Of waren politici er sindsdien niet in geslaagd om een alternatief te presenteren? Hoe dan ook voelde ik de dure plicht om op z’n minst een poging te doen hier verandering in te brengen. De wereld stond immers niet stil en nieuwe technologieën openden nieuwe deuren.


Mahir Alkaya – Van wie wordt ons geld?


Winkelwagen